Over kunstproject ‘Oost West Thuis Best’ van Mart Franken
Het is niet moeilijk te verklaren waar de aantrekkingskracht van schilderijen van Mart Franken op stoelt. Ik durf te wedden dat negen van de tien beschouwers, al dan niet in andere bewoordingen, figuratie en stijl zullen aangeven. En die twee begrippen vallen gedeeltelijk nog samen ook.
Op afstand bezien geeft elk doek in één oogopslag een duidelijk herkenbare situatie weer, bijvoorbeeld een portret of een landschap, maar hoe dichterbij je komt, hoe beter je merkt dat een deel van de voorstelling gesuggeréérd wordt. Een aanzienlijk deel zelfs van z’n doeken bestaat namelijk uit puur abstracte elementen zoals een veeg kleur of een stuk linnen dat juist niet is ingevuld.
En daarmee zijn we tot in de stijl opgeschoven. Die kenmerkt zich door een fascinerende balans tussen enerzijds realistisch weergegeven elementen, denk aan ogen, rimpels of een snor, en anderzijds genoemde, op zich niet herkenbare, fragmenten, die door de compenserende blik van de kijker samensmelten tot één betekenisveld. Het spannende hiervan is, maar dit zie je dus vooral van nabij, dat je het schilderproces als het ware méébeleeft. Het kan best zijn dat hij ook over een simpel overkomende streep of krul eerst heeft nagedacht, hij heeft hem hoe dan ook met snelle toets aangebracht. Het traceren hiervan zorgt voor extra interactie.
Tot zover een summiere karakteristiek van Marts schilderwijze.
Inhoudelijk komt een ruim deel van het werk voort uit zijn inmiddels bekende maatschappelijke betrokkenheid. Zo maakte hij in opdracht van zorginstelling TanteLouise portretten van cliënten van deze organisatie, maar liefst 423 stuks zelfs (een klus die jaren duurde) en portretteerde hij tijdens de Corona-pandemie ten behoeve van de serie ‘Echte Helden Zie Je Zelden’ een aantal zorgmedewerkers.
In de verzameling werken die hij nu onder de noemer ‘Oost West Thuis Best’ in Museum Het Markiezenhof tentoonstelt richt hij zich naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne op vluchtelingen van vroeger en nu die in West-Brabant zijn beland. Ze komen uit het voormalige Nederlands-Indië/Indonesië, Vietnam, Iran, Irak, Afghanistan en, onvermijdelijk, Oekraïne.
Samen met hun verhalen vol schrijnende ervaringen bracht hij zijn afbeeldingen van de betrokkenen onder in een bijbehorende catalogus. Het motto daarvan is pakkend en raakt aan poëzie: “Ik pak het penseel op / en probeer het licht te vangen / van ogen / die net sluiten”.
Zowel expositie als boekuitgave kent een opvallend grote variatie. Ik noem alleen al de landen van herkomst; de leeftijden, die drie, vier generaties beslaan; de individuele achtergronden. Bindend zijn echter het narratief van leed dat de betrokkenen mee moe(s)ten maken (doorwoekerend verlies en gemis) en Marts aanpak uiteraard, die ook nog voorziet in passende symbolen. Let in dit verband op de in een hoek van het doek wegvliegende tropische vogel op het portret van Roy Wattimena, die een Molukse achtergrond heeft; de muur met Mesopotamische voorstellingen achter de uit Irak komende Thana Mousawi; of de onmiskenbaar Oekraïens geborduurde kraag van het hemd van Ivan Matukhno, slechts 13 jaar oud, met wie Mart sámen een schilderij vervaardigde.
In het boek worden sommige fragmenten uit de verhalen geïsoleerd en vergroot afgedrukt. “Ik moest mijn moeder in leven zien te houden”, zegt Jan Wessendorp, geboren in Soerabaya, over de tijd dat hij als peuter in een Japans interneringskamp zat. Of: “Door mijn leven heb ik geleerd dat niks in het leven vanzelfsprekend is,” aldus Thana Mousawi. Zulke, op zich eenvoudig verwoorde uitspraken geven te denken, veel te denken.
Daarom, lang niet alleen degenen die op de eerste plaats in beeldende kunst zijn geïnteresseerd zullen geraakt worden door deze onderzoeken naar breuklijnen in het menselijk bestaan, nee nee, alle mensen met een hart, met geweten, met empathie!
Albert Hagenaars, oktober 2022